Het scherm aanpassen en instellen
Schakel om het scherm beter te zien tussen dag en nacht op basis van het feit of de lichten (flankverlichting, achterlichten, nummerplaatverlichting) in- of uitgeschakeld zijn.
In sommige voertuigen kan de ontvanger niet nagaan of de lichten aan of uit zijn. Schakel in dat geval handmatig tussen dag en nacht.
Weergave van het scherm voor het aanpassen van de beeldkwaliteit
U kunt het scherm voor het aanpassen van de beeldkwaliteit openen vanaf het navigatiescherm, het audiobedieningsscherm of het videoscherm.
Druk minstens 1 seconde op
.
Raak
om de aanpassing te vervolledigen.
Raadpleeg De beeldkwaliteit aanpassen voor aanpassingen.
Als u gedurende 20 seconden geen handeling uitvoert, kiest deze ontvanger automatisch een instelling en keert dan terug naar het voorgaande scherm.

Voor het navigatiescherm en het audioscherm.

Voor het videoscherm.
Schakelen tussen nacht- en dagbeeld.
Raak
aan als nachtbeeld wordt weergegeven.
Bij elke aanraking schakelt de weergave tussen nacht- en dagbeeld.
Als u het apparaat inschakelt blijven de paneelknoppen voortdurend opgelicht.
Schermen verbergen
Raak
aan op het scherm voor het aanpassen van de beeldkwaliteit.
Druk op
of
om het scherm opnieuw op te roepen.
De beeldkwaliteit aanpassen
U kunt het dagbeeld en nachtbeeld afzonderlijk aanpassen.

Voor het navigatiescherm en het audioscherm.

Voor het videoscherm.
Helderheid
Raak
aan om de helderheid te verhogen. Raak
aan om de helderheid te verlagen.
De aanvankelijke instelling voor wanneer de lichten uitgeschakeld zijn is de maximumwaarde (helderste stand).
Kleurbalans (geldt alleen voor het videoscherm)
Raak
aan om groen te versterken. Raak
aan om rood te versterken.
Kleurdichtheid (geldt alleen voor het videoscherm)
Raak
aan om de kleur donkerder te maken. Raak
om de kleur lichter te maken.