De functies voor de schakelaars aan het stuur handmatig instellen
U kunt de functie van elke schakelaar aan het stuur handmatig toekennen.
Schakel daartoe het apparaat uit zodat het in de stand-bystand staat. Raadpleeg Het apparaat in- of uitschakelen voor meer informatie.
Het is mogelijk dat het handmatig instellen mislukt door omgevingsfactoren zoals de buitentemperatuur.
Houd zowel de [CTRL]- als de [TP/TEXT]-toets gedurende 3 seconden of langer ingedrukt als de aan/uit-schakelaar uit staat.
Selecteer “CSTM” met behulp van de [SELECT (Omhoog)]- of [SELECT (Omlaag)]-toets.
Druk op de [BAND]-toets.
Houd de [CTRL]-toets ingedrukt.
De status “geen signaal” wordt gelezen.
Selecteer een functie naar keuze met behulp van de [SELECT (Omhoog)]- of [SELECT (Omlaag)]-toets.
Bij elke druk op de knop wordt een functie geselecteerd in de volgende volgorde.
TRACK UP ↔ TRACK DOWN ↔ VOL UP ↔ VOL DOWN ↔ MODE ↔ MUTE ↔ PWR ↔ OTHERS ...
Druk op de [BAND]-toets.
Houd de schakelaar aan het stuur ingedrukt die u wilt opslaan in het geheugen en druk gelijktijdig op de [CTRL]-toets gedurende meer dan 2 seconden.
Als de functie correct ingesteld is, verschijnt “OK”.
Ken de gewenste functies toe aan de schakelaars aan het stuur door stappen 5 tot 7 te herhalen.
Houd de [BAND]-toets ingedrukt als u alle functies hebt ingesteld.
Selecteer een functie die u wilt instellen opnieuw als “NG” op het scherm verschijnt.